top of page

 

Visietekst Communautair: De onontkoombare weg naar een splitsing van België

In een land waarin regionale verschillen domineren, blijft de verdeeldheid tussen Vlaanderen en Wallonië een persistent en heikel onderwerp. De Belgische staatsconstructie weerspiegelt deze verdeeldheid op alle niveaus van het socio-politieke leven, wat niet alleen resulteert in een politieke impasse, maar ook in economische onrechtvaardigheid.

Die politieke impasse, voortkomend uit de discrepantie tussen de kiesuitslagen van beide regio's, illustreert de diepgewortelde culturele en politieke kloof en wordt verergerd door verdeeldheid over essentiële kwesties zoals taalrechten, financiële verdeling, regionale autonomie en zelfs migratie. Bovendien weerspiegelt het systeem van financiële transfers van Vlaanderen naar Wallonië de noodzaak voor heroverweging van solidariteit en autonomie en benadrukt het gebrek aan aandacht voor migratie in Wallonië de behoefte voor Vlaams zelfbestuur.

Dit alles wijst op de noodzaak van een communautaire oplossing voor elk van deze institutionele problemen. Gezien deze uitdagingen lijkt de splitsing van België daarom nog steeds de meest logische en duurzame oplossing voor het Belgische vraagstuk.

 

Het Belgische vraagstuk

Van linguistische, culturele en politieke verschillen tot het uitblijven van groot Belgisch patriottisme in WK-loze tijden: weinig lijkt Vlamingen en Walen in dit land nog te verbinden. Daarbovenop is de Belgische constructie op nagenoeg elk vlak van het sociopolitiek leven een blok aan het been van Vlaanderen gebleken. Toch lijkt dit land, ondanks aanhoudende communautaire spanningen, binnenkort haar 200ste verjaardag te halen. Is een splitsing van België dan nog steeds de meest voor de hand liggende oplossing voor het Belgische vraagstuk?

Een onverenigbare politiek

De politieke impasse in België, voortkomend uit het verschil tussen de Vlaamse en Waalse kiesuitslagen, illustreert de complexiteit van het Belgische politieke landschap. Deze situatie weerspiegelt de diepgewortelde culturele, taalkundige en politieke verdeeldheid tussen de Vlaamse en Waalse gemeenschappen.

Niet illustreert dit beter dan de Belgische traditie in regeringsonderhandelingen. Tussen 2000 en 2020 werd België geconfronteerd met een reeks trage en complexe federale regeringsformaties. Deze periode werd gekenmerkt door politieke verdeeldheid tussen Vlaamse en Franstalige partijen, wat leidde tot langdurige onderhandelingen en moeizame coalitievorming. De formaties duurden gemiddeld tussen de 150 en 541 dagen, waarbij de langste periode van impasse optrad na de federale verkiezingen van 2010-2011.

In vergelijking met buurlanden zoals Nederland, Duitsland en Frankrijk waren de Belgische formaties aanzienlijk langer. Terwijl buurlanden meestal binnen enkele maanden na verkiezingen een nieuwe regering vormden, sleepten de Belgische onderhandelingen zich vaak maanden, zo niet meer dan een jaar voort. Deze langdurige formaties hadden een aanzienlijke impact op het beleid en de politieke stabiliteit van België, met periodes van interim-regeringen en politieke impasses die het vermogen van het land om belangrijke kwesties aan te pakken, belemmerden.

Ondanks de complexiteit en traagheid van de formaties slaagde België er uiteindelijk in om coalities te vormen en regeringen op te zetten, zij het soms met fragiele meerderheden. Deze ervaringen benadrukken de uitdagingen van het beheren van een land met diepe taalkundige en politieke verdeeldheid.

Deze impasse wordt versterkt door de verdeeldheid over belangrijke kwesties zoals taalrechten, de verdeling van financiële middelen en de autonomie van de verschillende regio's. Het resultaat is een politiek systeem dat vaak moeizaam functioneert, met langdurige periodes van onderhandelingen en compromissen om een regering te vormen.

Het verschil in kiesuitslagen tussen Vlaanderen en Wallonië benadrukt de uitdagingen waarmee Belgische politieke partijen worden geconfronteerd bij het vormen van coalities die de belangen van beide gemeenschappen vertegenwoordigen. Deze impasse heeft geleid tot periodes van politieke instabiliteit en vertraagt het besluitvormingsproces op nationaal niveau.

Het vertraagde besluitvormingsproces uit zich op erg zichtbare wijze in het aantal en de omvang van hervormingen die erdoor komen. Zo slaagt de huidige Vivaldi regering er niet in om grote dossiers gestemd te krijgen. Denk maar aan het grote migratiewetboek of de financiële hervorming van Vincent van Peteghem. Beide initiatieven van Vlaamse politici die in een ver stadium van het beleidsproces werden afgeschoten door Waalse coalitiepartners. Op andere beleidsdomeinen zoals justitie of immigratie geraakt men zelf niet zover, omdat er helemaal geen consensus is binnen de huidige meerderheid waar het met deze beleidsdomeinen heen moet.

Arbeidskloof en Budgetbreuken

Duidelijk is dus dat er mentaliteitsverschil bestaat tussen Wallonië en Vlaanderen. Er zijn verschillen in zowel sociaal-economische, als culturele zaken. In Wallonië wil men leven zoals in Spanje. Werken moet meer op het gemak, met liefst nog een siësta in de middag. Maar als men zo wil leven, moet men als overheid ook beschikken over een goede spaarethiek en dat hebben de Franstalige overheden niet.

Zo gaven ze 2024 net geen 3 miljard euro meer uit dan er binnenkomt. Met andere woorden: zuinig politiek bestuur is er niet aan de orde en dat combineren de Walen met hun werkmentaliteit. Al moet daarbij gezegd worden dat Vlaanderen in 2024 evenzeer een begrotingstekort had van 3,7 miljard. De schuldgraad echter is waar het schoentje wringt. De Waalse schuld stijgt van 124,4 procent van de inkomsten dit jaar immers naar 172,8 procent in 2028. Terwijl die van Vlaanderen stijgt van 65 naar 86 procent van de inkomsten in 2028.

De overheidsuitgaven in Wallonië liggen rond de 70 procent van het BNP, wat niet weinig is. Hieruit valt duidelijk te constateren dat de armoedegraad in Wallonië aanzienlijk is en of dat het landsdeel een veel socialer systeem nodig heeft dan Vlaanderen. Opmerkelijk genoeg staan er zelfs drie keer meer flitspalen in Vlaanderen dan in Wallonië, wat het natuurlijk nog gemakkelijker maakt om Vlaams belastinggeld te transfereren naar Wallonië.

Neem bijvoorbeeld het verschil tussen arbeidsbemiddelaars in Vlaanderen en Wallonië. Die zijn in Wallonië namelijk veel lakser. Zo werd van 1 op de 9 werkloze Vlamingen de uitkering tijdelijk of zelfs definitief geschorst, bij de Walen was dat maar 1 op 57, een enorm verschil. Een ander voorbeeld is het verschil van de werkloosheidsgraad volgens een rapport van Statbel in 2023, waarin aangetoond werd dat in Wallonië de werkloosheidsgraad 8,2% en in Vlaanderen 3,3% bedraagt, een verschil van net geen 5 procent. Vlamingen maakten anno 2023 echter deel uit van meer dan de helft van de Belgische bevolking (57.9%), bij de Walen is dit 31.4%. Dit komt niet doordat Walen beter hun arbeidsafspraken nakomen en actiever naar werk zoeken, maar door een lakse, laisser-faire houding rond responsabilisering van de arbeidsmarkt. Het Waalse 'FOREM', dat hiervoor verantwoordelijk is, werkt de grote werkloosheidsgraad in Wallonië zo alleen maar in de hand. Daarbovenop is de werkloosheidsgraad ook gewoon veel hoger in Wallonië. Overal in Wallonië ligt de werkloosheidsgraad boven de 5 procent, terwijl in Vlaanderen alleen Vlaams-Brabant het slecht doet en waar ook Brussel natuurlijk het slechte voorbeeld toont. Die verschillen in de werkloosheidsgraad zijn zeer opvallend en zoals eerder genoemd heeft het lakse beleid daar veel mee te maken.

 

Hieruit kunnen we al enkele conclusies trekken: In Vlaanderen is de werkethiek groter dan in Wallonië, wat te zien is in het grote verschil wat betreft de werkloosheidsgraad. Wallonië zit in veel slechtere financiële papieren. Ook verschillen de Vlamingen en Walen enorm op socio-culturele aangelegenheden. Zo is het duidelijk dat de Vlamingen veel meer belang hechten aan het beleidsthema migratie dan de Walen, waarover later meer. Evenzeer hechten de Waalse burgers veel meer belang aan het beleidsthema werkgelegenheid, wat ook reflecteert in hun stemgedrag.

Vlaams geld in Vlaamse handen

Uit de Vlaamse werkethiek en het gebrek daaraan in Wallonië vloeien de transfers voort. Het immens aantal financiële middelen dat van Vlaanderen doorstroomt naar Wallonië is algemeen bekend in België. Het feit dat Vlaanderen zijn Franstalige wederhelft grotendeels onderhoudt en voorttrekt, is volgens sommige politici een vertekend beeld. Als we de cijfers van de laatste jaren bekijken van interregionale financiële stromen in het land, blijft er echter weinig voor de verbeelding over.

Het systeem van transfers is gebaseerd op het principe van 'bijdragen' en ‘ontvangen'. Rijkere Belgen met hogere inkomens betalen doorgaans meer belasting dan mensen met lagere inkomens. Dit solidariteitsprincipe zorgt ervoor dat sterkere schouders meer bijdragen om zwakkere schouders te ondersteunen. De personenbelastingen spelen een cruciale rol in deze transfers. Wie meer betaalt dan het gemiddelde, draagt bij aan de financiering van openbare diensten, terwijl wie minder betaalt dan het gemiddelde, profiteert van deze diensten.

In 2021 bedroegen de totale transfers van Noord naar Zuid maar liefst 12,9 miljard euro. Dit komt neer op bijna 2.000 euro per Vlaming, ruim 4.300 euro per werkende Vlaming.

De totale hoeveelheid aan transfers bestaat uit drie pijlers. De eerste hiervan is de sociale zekerheid. Dit systeem heeft tot doel om individuen te ondersteunen bij verschillende levensomstandigheden. Het kan gaan over ziekte, werkloosheid, pensioen, gezinsbijslagen en arbeidsongeschiktheid. De bijdrage van Vlaanderen naar Wallonië m.b.t. de Sociale zekerheid is, deels door de vooraf besproken gebrekkige werkethiek van de regio, immens. Het gaat over circa 7-8 miljard.

De tweede pijler gaat over de federale begroting, de publieke bestedingen. Dit verwijst naar uitgaven die door de overheid worden gedaan om verschillende diensten en voorzieningen te financieren. Denk hierbij aan het onderhoud van infrastructuur zoals bruggen en wegen, onderwijs, cultuur en kunst...

De derde pijler in België betreft de financiering van de deelstaten. Dit kanaal ontstond vooral sinds de invoering van de Bijzondere Financieringswet (BFW) in 1980. De BFW verdeelt geld tussen de gemeenschappen en gewesten via complexe verdeelsleutels. Er kunnen scheeftrekkingen optreden, en bepaalde solidariteitsmechanismen zorgen ervoor dat deelstaten die het minder goed doen extra middelen ontvangen ten koste van deelstaten die beter presteren.

Daarnaast is er echter nog een bijkomende pijler die te maken heeft met de rente op de staatsschuld van ons land, de kosten die de overheid maakt om haar schulden te financieren. De rentekosten op de staatsschuld hebben invloed op de financële stromen tussen de regio’s. Als een regio een hogere staatsschuld heeft, zal de rente die ze moet betalen ook toenemen. Dit kan leiden tot een verschuiving van financiële middelen van de ene regio naar de andere. Omgekeerd: als een regio meer bijdraagt en een andere maakt meer schulden (waarop rente moet betaald worden), zal dit ook resulteren in transfers. De productieregio moet dan immers rente op staatsschuld betalen die het niet maakte.

De impact van deze rente op de financiële stromingen naar Wallonië mag dus in geen geval onderschat worden. Van de 12,9 miljard euro die naar het zuiden ging in 2021 bedroeg de rentetransfer 5,3 miljard euro.

Wallonië, met haar lagere economische activiteit en hogere werkloosheidscijfers, profiteert van deze rentetransfer. En Vlaanderen, dat over een veel sterkere economie beschikt, betaalt dan ook meer bij aan de rente op de staatsschuld. Vlaanderen is dus het gewest met de grootste bijdragen tegenover de andere gewesten. Sterker nog, hoewel Brussel nog steeds een bijdrage levert, kent het Waalse gewest al sinds 2000 geen algemene uitgaande financiële stromingen meer. De transfers vanuit Vlaanderen is geld dat in essentie van de Vlaming wordt weggezogen om zo de algemeen zwakkere nijverheid en hogere werkloosheidsgraad in het Waalse gewest te dekken.

Een ander belangrijk aspect in het bekijken van de verschillen tussen Vlaanderen en Wallonië is het bruto binnenlands product of BBP. Dit is een economische maatstaf die de totale waarde van alle goederen en diensten vertegenwoordigt die in een land of regio gedurende een bepaalde periode worden geproduceerd. Het wordt vaak gebruikt als een indicator voor economische activiteit en welvaart. Het BBP is dus de totale waarde van alle geproduceerde goederen en diensten tezamen, vaak gemeten tegen marktprijzen. Het vertegenwoordigt de geldwaarde van alles wat binnen de economie is geproduceerd. Het is een belangrijke indicator omdat het een algemene maatstaf biedt voor de economische prestaties van een land. Een stijgend BBP duidt over het algemeen op economische groei en toegenomen welvaart, terwijl een dalend BBP kan wijzen op economische recessie.

Ook hier presteert Vlaanderen over het algemeen beter. In Vlaanderen wordt het BBP per inwoner in 2023 geschat op 45.200 euro. In Wallonië ligt het BBP per inwoner in 2023 op 32.200 euro. De totale cijfers van 2022 kunnen er ook bijgehaald worden. In Vlaanderen bedroeg dit toen 188 miljard euro en in Wallonië ongeveer 119 miljard euro.

Deze cijfers illustreren de aanzienlijke economische kloof tussen de twee regio's. Een belangrijke factor die bijdraagt aan het hogere BBP van Vlaanderen is de diversificatie van zijn economie. Vlaanderen heeft een sterke industriële basis, met bloeiende sectoren zoals chemie, technologie, en logistiek. Het argument voor Wallonië was en is vaak nog de ondergang van traditionele industrieën zoals steenkoolmijnen en staalproductie. De regio krijgt echter al jaren financiële steun van de andere gewesten. De vraag moet worden gesteld of de Walen effectief geholpen worden door deze steun als ze de economische activiteit van de andere regio’s nog steeds niet kunnen evenaren.

Uit onderzoek blijkt dat financiële transfers ervoor zorgen dat armere regio’s minder inspanning hoeven te leveren en werklozen nauwelijks migreren. Hoewel transfers interregionale verschillen weerspiegelen, is het oorzakelijke verband omgekeerd. Naarmate de transfers toenemen, neemt de interregionale ongelijkheid toe omdat een belangrijke prikkel voor sociaaleconomische verandering wegvalt.

Het bedrag dat Vlaanderen zou sparen door de stopzetting van de transfers zou immers kunnen gaan naar andere doeleinden. Verlaging van de personenbelasting, btw op gas en elektriciteit permanent laag houden op 6%, optrekken van het minimumpensioen... Vlaams geld in Vlaamse handen.

Migratie als scheidingslijn

Tot slot moet men begrijpen dat alles in België een communautaire kant heeft, zelfs de opvangcrisis. Terwijl de Belgische staat inmiddels al meer dan 7.000 keer veroordeeld is, omdat het land de enorme hoeveelheid asielzoekers geen deftige opvang kan bieden, wijst PS-voorzitter Paul Magnette verwijtend met het vingertje richting Vlaanderen. Langs Franstalige zijde wordt graag gedaan alsof er sprake is van een typisch Vlaams antimigrantensentiment, rechtstreeks gelinkt aan het racisme dat in het DNA zou zitten van de Vlaming, zoals hoofdredacteur van Knack Bert Bultinck beweert.

Echter blijken migranten en asielzoekers vooral Vlaanderen, en niet Wallonië, te verkiezen als eindbestemming. De lasten van de grote migratiegolven wegen dan ook disproportioneel door op het Vlaamse gewest. In 2022 kwamen er zo’n 118.704 migranten toe in het Vlaamse gewest, terwijl er in datzelfde jaar slechts 52.403 migranten zich vestigden in Wallonië. Zelfs wanneer asielzoekers erkend worden als vluchteling verkiezen ze Vlaanderen boven Wallonië. Zo blijven negen op de tien mensen die in Vlaanderen wonen op het moment dat hun status van asielzoeker officieel omgezet wordt in die van vluchteling, nadien ook in Vlaanderen wonen. In Wallonië blijft minder dan de helft. Daar verhuist 38 procent nadien naar Vlaanderen en 16 procent naar Brussel. Omgekeerd verhuist slechts 5 procent van Vlaanderen naar Wallonië.

Voor de meeste Vlaamse gemeenten is het draagvlak voor extra opvangplaatsen dan ook onbestaande. Vorig jaar werden alle 300 Vlaamse gemeenten gevraagd of ze extra asielzoekers en vluchtelingen wilden opvangen. Van de 189 gemeenten die antwoordden op die vraag gaven 143, ongeveer 75 procent van de gemeenten, aan dat niet te willen doen.

Intussen heeft Vlaanderen al veel meer dan Brussel of Wallonië het kanaal van de legale migratie aangeboord en de procedures versoepeld voor het toekennen van werkverblijfvergunningen, voor mensen van buiten de Europese Unie die hier een knelpuntberoep willen uitoefenen. Dit alles verklaart dan ook onmiddellijk waarom migranten de voorkeur geven aan Vlaanderen: de krapte op de arbeidsmarkt lijkt hier simpelweg niet zo nijpend te zijn als in Franstalig België.

Het valt dan ook op dat een grote anti-migratiepartij in Wallonië ontbreekt. Naar alle waarschijnlijkheid zal de PS ook na de verkiezingen het epicentrum van de Franstalige politiek blijven, zij het minder prominent dan voorheen. Terwijl Ecolo en de PTB niet liever zouden hebben dan meer migratie, beweert de MR op vlak van migratie langs rechts voorbijgestoken te zijn door Vooruit. Het verschil tussen de Vlaamse en Waalse partijen is zelfs zo erg dat de Waalse versie van De Stemtest geen enkele aandacht heeft voor migratie. Als Vlaanderen een strenger migratiebeleid wil dan moet die bevoegdheid dus toekomen aan Vlaanderen. Zolang Waalse partijen hun stempel blijven drukken, is het onmogelijk om de Vlaming zekere grenzen te geven.

Conclusie

Het Belgische vraagstuk blijft een complex en in sommige gevallen gevoelig onderwerp. De diepe politieke, economische en culturele verdeeldheid tussen Vlaanderen en Wallonië zorgt dan ook geregeld voor communautaire geschillen en politieke stilstand. Economisch lijkt de Belgische realiteit de Vlamingen enkel maar te benadelen. Terwijl financiële transfers van Vlaanderen naar Wallonië de noodzaak voor heroverweging van solidariteit en autonomie benadrukken, lijkt ook migratie een duidelijk twistpunt te vormen tussen de twee regio’s in dit land. Het ontbreken van aandacht voor migratie in Wallonië onderstreept dan ook enkel maar de behoefte aan Vlaamse autonomie.

Evident is dan dat nagenoeg elk institutioneel probleem een communautaire kant en dus ook een communautaire oplossing heeft. Gezien deze uitdagingen lijkt de splitsing van België dan ook nog steeds de enige logische en duurzame oplossing.

Schermafbeelding 2024-06-05 om 16.07.53.png
Schermafbeelding 2024-06-05 om 16.10.13.png
bottom of page